Energie-gedeputeerde Spierings bracht onlangs de Uitvoeringsagenda Energie uit; Een uitwerking van het vorig jaar gesloten coalitieakkoord. Hoewel de agenda getuigt van de ambitie om echt werk te maken van de energietransitie in Brabant, dient GroenLinks Brabant samen met ChristenUnie-SGP een initiatiefvoorstel in.
Dit voorstel dienen we in om er voor te zorgen dat grond- en dakposities voor de opwek van groene stroom in handen blijven/komen van de lokale gemeenschap en dat burgers en MKB-bedrijven zowel in de ontwikkeling als exploitatie van windparken, zonne-systemen, waterkracht-, geothermie- en biomassaprojecten kunnen deelnemen.
Zo wordt de energietransitie versneld, blijft de stroom en het financiële rendement in de lokale economie en wordt de sociale veerkracht van dorpen, wijken en steden versterkt.
Ons initiatiefvoorstel Energie voor Brabant dienen we in bij de behandeling van de Perspectiefnota en de Uitvoeringsagenda Energie. Met de Gedeputeerde en andere fracties wordt het voorstel besproken om te bezien op welke manier het de voorstellen van het College kan versterken.
Energietransitie is ook sociale innovatie
Dat de overgang van grijze naar groene stroom niet louter een technische aangelegenheid is, wordt vooral zichtbaar bij windenergie. De meeste efficiënte en rendabele vorm van duurzame energieopwekking kan zich lang niet altijd verheugen op veel steun. Dat komt vooral omdat de omgeving niet of nauwelijks bij de ontwikkeling wordt betrokken en zo alleen te maken krijgt met de lasten. Door de omgeving wel te betrekken ontstaat draagvlak en zelfs een uitgelezen kans om de sociaal-economische verhoudingen in de lokale samenleving structureel te verbeteren. De dorpsmolen is onze metafoor om een groen verdienmodel in de lokale gemeenschap te introduceren. Maar dat hoeft natuurlijk niet altijd een windmolen te zijn. Het kan ook een zonneweide zijn of een installatie voor geothermie.
Financieel rendement is aanzienlijk
Om inzicht te geven in wat in potentie de financiële voordelen zijn van energieprojecten in handen van de lokale gemeenschap, volgt hier een uitwerking voor windenergie: Een gemiddelde windmolen die met behulp van de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE+) wordt ontwikkeld, heeft gedurende de looptijd van de windmolen een rendement op het geïnvesteerde vermogen van een kleine 2 mln. Euro. Omdat een molen in handen van de lokale samenleving stroom aan zichzelf levert hoeft er geen handelsmarge op de prijs te worden betaald. Bovendien blijft een molen na afschrijving gemiddeld nog een jaar of tien draaien. De prijsbesparing die dat gedurende 25 jaar oplevert is bij elkaar nog eens zo’n 2 mln. Euro. Eén windmolen brengt de lokale samenleving dus in totaal zo’n 4 mln. Euro op.
Dit bedrag kan evenwel drie keer zo hoog worden wanneer een windmolen met de Regeling Verlaagd Tarief (RVT), ook wel postcoderoosregeling genoemd, wordt ontwikkeld. Het voordeel van dit model is gelegen in het feit dat in het huidige belastingstelsel de kleinverbruiker relatief veel energiebelasting betaald. Doordat deze belasting en de Btw hierover met de RVT komt te vervallen, valt in dit model het rendement navenant gunstig uit voor huishoudens en overige kleinverbruikers. Een windmolen ontwikkelt onder deze regeling, behoudt zo’n 12 mln. Euro aan koopkracht in de lokale samenleving.
Een bijkomend voordeel van het ontwikkelen van een windmolen in eigen beheer is dat ook gas gunstiger kan worden ingekocht. Er zijn inmiddels leveranciers die in deze situatie gas tegen groothandelsprijzen leveren. Dit levert voor de deelnemers aan de windmolen een gezamenlijke besparing op van zo’n 7 mln. Euro. over de economische looptijd van de molen.
Alles bij elkaar levert één windmolen, waaraan zo’n 2.000 huishoudens kunnen deelnemen, naar schatting tussen de 11 en 19 mln. Euro op voor de lokale samenleving. Schalen we dat op naar Brabant, waar de afgesproken 470,5 Megawatt opgesteld vermogen correspondeert met zo’n 150 windmolens, dan gaat het om een besparingspotentieel van tussen 1,65 en 2,85 mld. Euro over een periode van maximaal 25 jaar. Mocht slechts de helft worden gerealiseerd, dan nog zijn het mooie bedragen ter versterking van de Brabantse samenleving! En dan hebben we het alleen nog maar over windenergie. Zonne-energie, biomassa en geothermie bieden in potentie ook grote besparingsmogelijkheden.
Concrete voorstellen
Om er voor te zorgen dat duurzame energieprojecten die vanaf nu in Brabant worden ontwikkeld van en voor de Brabanders worden, beeldend verwoord, dorpsmolens worden voor de lokale gemeenschap, zullen provincie en gemeenten wat ons betreft de volgende maatregelen moeten nemen:
Zet als provincie maximaal in op de ontwikkeling en exploitatie van duurzame energieprojecten in handen van burgers en bedrijven (MBK); richt je in eerste instantie op gebruik van de Regeling Verlaagd Tarief (RVT) en pas in tweede instantie, wanneer RVT geen optie is, op de regeling Stimulering Duurzame Energie (SDE); faciliteer hierbij wanneer nodig de oprichting en ontwikkeling van energiecoöperaties;
Zorg ervoor dat grondposities met voorrang beschikbaar komen voor collectieve opwek;
Maak het ruimtelijk mogelijk, met in achtneming van zorgvuldig ruimtegebruik en eisen op het gebied van natuur en landschap, dat ieder dorp in de eigen stroomvoorziening kan voorzien;
Maak het mogelijk dat energiecoöperaties ontwikkelkosten kunnen financieren zodat bouwrechten lokaal blijven;
Financier het risicodragend vermogen zodanig dat inwoners en bedrijven ook later in exploitatie kunnen deelnemen;
Lobby bij het Rijk voor de status van Dienst Algemeen Economisch Belang (DAEB) voor energiecoöperaties vanwege hun publieke functie, vergelijkbaar met die van woningcorporaties.
Voor meer informatie en/of het eigenlijke concept-initiatiefvoorstel kun je contact opnemen met Arno Uijlenhoet: auijlenhoet@brabant.nl