Mede op verzoek van GroenLinks Brabant vond er op 16 oktober een informatiebijeenkomst plaats van het Brabantse Urgentieteam. Projectleider Hans van Dommelen vertelde over de gesprekken tussen boeren en omgeving over knelpunten rond veehouderijen. “Het ontbreekt boeren veelal aan omgevingsbewustzijn.” Het thema gezondheid werd gemeden…
Op 62 plekken in Midden- en Oost-Brabant bemiddelt het Brabantse Urgentieteam (van ZLTO, BMF, provincie en gemeenten) tussen veehouders en hun omgeving. Bedoeling is om knelpunten op te lossen. Denk aan stank en stof, maar ook aan verkeer en lawaai. Zonder uitzondering gaat het om plekken die al zwaar overbelast zijn door veehouderij en waar desondanks vergunningen zijn uitgegeven voor verdere uitbreiding.
Magere resultaten
De bemiddeling door het Urgentieteam gebeurt vraaggestuurd, op verzoek van gemeenten en bewoners. Dat het nog niet eenvoudig is om tot een oplossing te komen van de knelpunten, blijkt uit de resultaten van de gesprekken. Slechts op drie plekken is het gekomen tot een verbeterplan. Afgaand op de signalen die GroenLinks Brabant van bewoners krijgt, is de situatie daar niet zozeer verbeterd maar niet verder verslechterd (en voelen bewoners zich moegestreden na jaren ruzie en procederen en zijn akkoord gegaan met het voorstel). Op 59 plekken lopen dus nog gesprekken.
Hoe verlopen die? Projectleider Hans van Dommelen was er gelukkig eerlijk over: dat gaat niet gemakkelijk. Waar boeren, gemeenten en provincie elkaar altijd gemakkelijk hebben gevonden en gesproken, ligt dat voor overheid en burgers al anders – en voor ondernemers en hun buren al helemaal. “Het ontbreek ondernemers aan omgevingsbewust handelen”, zo vatte Van Dommelen het samen. Daarbij helpen de agrarisch adviseurs (ZLTO en adviesbureaus) ook niet bepaald. Die richten zich in de regel op het juridisch en technisch maximaal uitnutten van een vergunningsaanvraag en niet op de plek of zo’n nieuwe stal vol dieren er op die plek wel moet komen.
Het beleid van het nieuwe College in Brabant is gericht op innovatie in de agrarische sector en op het wegnemen van overlast. Hoe dat beleid er uit gaat zien, bijvoorbeeld in mestbeleid en aanpassingen van de Verordening Ruimte, dat moeten we nog bezien. Mede gezien de grote economische en financiële belangen die er spelen, houdt GS de kaarten nog tegen de borst (ook geleerd van de eerdere beleidswijzigingen: veehouders zijn er als de kippen bij om te anticiperen op veranderingen en vergunningen of wijzigingen eerder aan te vragen). De extra stikstofmaatregelen die op 1 juli in werking traden zijn alvast veelbelovend. Maar de grote uitdagingen (mest, fosfaat, geur) moeten nog komen.
Tijdens de informatiebijeenkomst werd er over één belangrijk thema met geen woord gerept: gezondheid. Pas toen GroenLinks er vragen over stelde, werd er op ingegaan. Het werd een ‘lastig onderwerp’ genoemd in de dialoog. Gezien de drama’s met dierziekten en Q-koorts die we in Brabant hebben gekend, kunnen we ons dat voorstellen. Maar het is beslist niet in het belang van Brabant om er over te zwijgen in gesprek met Provinciale Staten.
Op bezoek in De Kempen
Met de problematiek in De Peel zijn we inmiddels redelijk bekend, mede dankzij een groot aantal bezoeken aan bewoners en bedrijven aldaar. GroenLinks vond het hoog tijd om eens persoonlijk langs te gaan in De Kempen, het tweede grote gebied waar bewoners en veehouders tegenover elkaar komen te staan.
Op 16 oktober bezochten we enkele locaties waar het urgentieteam actief is. Waar in De Peel de megastallen dominant zichtbaar zijn in het landschap, is er in De Kempen nog veel afwisselende natuur rond de dorpskernen. Maar de veehouderij breidt zich ook hier in rap tempo uit. Varkenshouders bouwen er grote stallen bij, nertshouderijen vestigen zich of breiden zich uit (mogelijk illegaal, zo bleek uit antwoord op onze Statenvragen). De nieuwe stallen worden niet of ‘half’ vergund en toch al gebouwd; vergunningen en wijzigingen gaan gepaard met handjeklap en afspraken met lokale bestuurders. De verwevenheid van ondernemers en lokale politiek is groot, evenals de schroom van bewoners (decennia lang buren van boeren; samen in het verenigingsleven) om in verweer te komen tegen de ongebreidelde groei van de veehouderij en daarmee van de stank en andere overlast. Vergunde activiteiten kunnen “niet zomaar” worden ingetrokken. Tenzij de provincie de beurs trekt, al dan niet met een forse bijdrage van bewoners (die hun huizenprijzen alleen maar zagen dalen…) Een heilloze weg, zo lijkt het.
Omgevingsbewustzijn, je zou het lokale bestuurders en ondernemers meer toewensen. Gezien de last die bewoners rond veehouderijen dragen (‘een zwaar lekkend dak’, aldus Hans van Dommelen) liever vandaag dan morgen.