Na de gemeenteraadsverkiezingen hebben de betrokken gemeenten in de regio, waaronder Eindhoven en Helmond, zich tegen de plannen gekeerd die de provincie heeft om de Ruit om Eindhoven aan te leggen. De gemeenten hebben deze zomer daarom in SRE-verband onderzoek gedaan naar alternatieven voor de provincieplannen voor de Ruit. Uit het SRE-onderzoek dat vrijdag jl. werd gepubliceerd blijkt allereerst dat de bereikbaarheidsproblemen in de regio bij lange na niet zo groot zijn als de provincie ze heeft voorgesteld. Er is geen noodzakelijkheid voor de verdubbeling van de N279 tussen Veghel en Asten, waarmee de eerste pijler onder de Ruit wegvalt. De tweede pijler onder de Ruit, de nieuwe oost-westverbinding langs het Wilhelmakanaal, zou in de toekomst slechts met gehalveerde capaciteit van 1*1 rijbaan nodig zijn. Van de provinciale Ruit-plannen blijft zo weinig over. Het SRE-onderzoek toont dus aan dat de plannen van de provincie voor de Ruit zwaar overtrokken zijn en er alternatieven beschikbaar zijn.

Met het pakket aan alternatieve maatregelen dat in het SRE-onderzoek wordt geschetst, kunnen veel van de toekomstige bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblemen in de regio worden opgelost. Daarvoor dient allereerst te worden geïnvesteerd in de verbetering van de infrastructuur in het stedelijk gebied van Helmond en Eindhoven. Daarnaast biedt investeren in smart mobility oplossingen voor verkeersproblemen én een grote kans voor automotive gemeente Helmond. Tevens kan er extra aandacht voor verkeersveiligheid (o.a. op de A270) komen en zou het goed zijn om Hoogwaardig Openbaar Vervoerlijnen naar de randgemeenten van Eindhoven aan te leggen. Er bestaat zelfs de mogelijkheid de bereikbaarheid van het landelijk gebied in Zuidoost Brabant te verbeteren. Voor de gemeenten liggen daarmee grote kansen om, door de alternatieve inzet van de gereserveerde 145 miljoen euro van het SRE, de bereikbaarheid van de Brainport Regio te verbeteren op de innovatieve en duurzame manier die bij de slimste regio past. Een ander punt waar de gemeenten, in tegenstelling tot de provincie, de nadruk op leggen is de (inter)nationale bereikbaarheid van de Brainport Regio. De Ruit draagt hier niet aan bij. Om Brabant vanuit de Randstad, Duitsland en België beter bereikbaar te maken dienen de snelwegen A67, A58 en A50 te worden aangepakt en moeten de spoorverbindingen met het buitenland worden verbeterd. De alternatieve maatregelen kunnen worden uitgevoerd voordat het enig overgebleven onderdeel van de Ruit (de 1*1-baans oost-westverbinding) wordt aangelegd. Pas op dat moment kan de vraag over de noodzaak van de zeer omstreden oost-westverbinding, die volgens onderzoeken van de provincie de verkeersproblemen in Eindhoven en Helmond niet oplost, echt goed worden beantwoord.

Binnen enkele weken presenteren Gedeputeerde Staten het definitieve plan voor de Ruit. Gedeputeerde Van Heugten liet enige tijd geleden tijdens een bijeenkomst met raadsleden in Eindhoven vallen, dat hij geen weg zal aanleggen die de regio niet wil. Ik ben benieuwd of hij woord houdt en of in het definitieve plan voor de Ruit rekening wordt gehouden met de wensen van de gemeenten. Het is ook wachten op de Maatschappelijke Kosten- en Batenanalyse (MKBA) die op verzoek van de Tweede Kamer is opgesteld, waar de meerderheid zich eind vorig jaar tegen de Ruit heeft uitgesproken. Uit de MKBA moet blijken of de Ruit rendabel is. Overigens is een MKBA relevant als afwegingsinstrument, maar kan op basis van alleen een MKBA geen besluit worden genomen over de vraag of een project wel of niet moet worden uitgevoerd. Bij de finale afweging van een infraproject zijn ook kwalitatieve factoren, zoals de reële ontwikkelingen op het gebied van autotechniek en thuiswerken, de effecten op de natuur en leefomgeving en de reële verwachting van de economische groei en de verkeersgroei van belang.

Uiteindelijk besluiten Provinciale Staten ná de Statenverkiezingen van maart 2015 of en in welke vorm de Ruit er zal komen. De invloed van de gemeenten op de Ruit is echter groter dan ooit. De Colleges van B&W en de gemeenteraden van de betrokken gemeenten worden in oktober en november door Gedeputeerde Staten geconsulteerd over de provinciale plannen voor de Ruit. Ook voor de fracties in Provinciale Staten is draagvlak in de regio een belangrijk gegeven bij de standpuntbepaling over de Ruit. Daarnaast bepalen de gemeenten zelf wat ze met de door het SRE gereserveerde 145 miljoen euro doen, waarmee ze nog een ijzersterke troefkaart richting de provincie in handen hebben. Tenslotte lijkt het niet waarschijnlijk dat Den Haag de rijksbijdrage van 271 miljoen euro zal toekennen aan de provincie, als de gemeenten een alternatief plan hebben waar meer draagvlak voor is en met een belangrijke rol voor de verbreding van rijkswegen. Uiteindelijk is het voor de provincie dus van groot belang de plannen voor de Ruit zodanig te herzien dat er bij de gemeenten draagvlak voor is. De gemeenten hebben het lot van de Ruit momenteel in handen. Dat is een verantwoordelijkheid, maar ook een kans!