Komende week houdt de provincie Noord-Brabant een werkconferentie over de intensieve veehouderij. De conferentie heeft als uitgangspunt ‘ontwikkelruimte moet je verdienen en is niet onbegrensd’. Dat is onverstandig beleid, tegen de wens van veel Brabanders in.

 

Bijna vier jaar geleden riepen inwoners van het Brabantse buitengebied de intensivering van de veeteelt een halt toe. Het burgerinitiatief Megastallen Néé haalde in 2009 ruim 33.000 handtekeningen op. Dat leidde ertoe dat de provincie vorig jaar de nieuwe ‘Koers op stad en platteland’ vaststelde. Deze koers krijgt deze dagen uitwerking in Sint-Michielsgestel tijdens de werkconferentie over de intensieve veehouderij.

Extra ontwikkelruimte om de problemen in de intensieve veehouderij op te lossen? Dat is de omgekeerde wereld, zo leerden we tijdens de reconstructie. Na de varkenspest in 2002 begon Brabant met een grootschalige reconstructie van het Brabantse platteland. Het buitengebied ging op de schop; landbouw en natuur moesten meer ruimte krijgen om te ontwikkelen. Tien jaar en honderden miljoenen aan gemeenschapsgeld later zijn de problemen alleen maar groter geworden. Zolang de vervuiling van lucht, water en bodem geen serieuze prijs krijgt, kan er geen extra ruimte beschikbaar komen.

De intensieve veehouderij in Brabant barst uit zijn voegen. De 33 miljoen dieren in de Peelregio produceren per jaar acht miljard kilo mest. Dat is te ruiken en te merken. Het stikstofgehalte in het kwetsbare natuurgebied De Groote Peel is nu al 300% groter dan toegestaan. Van alle mest moet 75% worden afgevoerd, wat steeds lastiger wordt. Tientallen nieuwe mestfabrieken moeten nu uitkomst bieden, hoewel er bijna meer energie in dan uitgaat. Brabant heeft behoefte aan een werkelijke koerswijzing. End-of-pipe oplossingen zoals mestfabrieken proberen een failliet systeem in stand te houden.

Teveel hebben we vertrouwd op technologische oplossingen. Voor alle reductie die met techniek mogelijk is, komen er weer extra dieren. Zo mag een bedrijf door gebruik van luchtwassers doorgroeien van 1000 naar 7000 vleesvarkens. Maar wat betekent die groei voor de volksgezondheid? Nu al is in Europa de veedichtheid nergens zo hoog als in Brabant. En daarmee de infectiedruk. Talloze dierziekten troffen al de Brabantse veestapel. Q-koorts kostte vijftien mensen het leven en maakte duizenden Brabanders chronisch ziek. Meer techniek toestaan is dus dweilen met de kraan open. De enige echte oplossing voor de enorme problemen zijn simpelweg minder beesten. Provinciale Staten hebben hier vorig jaar tot besloten. Het is hoog tijd dat dit besluit wordt uitgevoerd.

We realiseren ons dat we de sector daarmee flink raken, volgens het huidige agrarische verdienmodel. Veel boeren zijn nu al niet te benijden. Door de scherpe concurrentie op de wereldmarkt moeten zij balanceren tussen efficiënt en zorgvuldig produceren. Hun buren eisen leefbaarheid, hun afnemers onderhandelen scherp en de consumenten willen weinig betalen voor hun stukje vlees. Wie doorbreekt de keten?

De eerlijke oplossing is door milieu en leefbaarheid tot uitdrukking te laten komen in de kostprijs. Wanneer retailers boeren een paar cent per kilo extra betalen – en geen 1,25 procent minder, zoals Jumbo in september aan varkenshouders liet weten – kan Brabant zich terugtrekken van het strijdveld van schaalvergroting en bulkproductie voor het buitenland. Onze provincie moet af van veefabrieken die dieren degraderen tot productiemiddelen.

Brabant krijgt steun van hogerhand. Sharon Dijksma, staatssecretaris voor landbouw en natuur, zei vorige week dat economische belangen nooit meer voorrang mogen krijgen boven volksgezondheid. GroenLinks gaat nog verder en stelt dat het voorzorgsbeginsel leidend moet zijn. Een agrariër moet aantonen dat zijn bedrijf geen bedreiging vormt voor de volksgezondheid. De samenleving draait immers ook op voor de kosten van dierziekten; varkenspest destijds al ruim een miljard euro.

Dit is het moment om mens en milieu in stelling te brengen. De geschetste ‘ontwikkelruimte’ voor de intensieve veehouderij komt vooral tegemoet aan de economische behoeften van de sector in Brabant. Dit is de oude Brabantse politiek waar we vanaf willen, lokale overheden die vooral het boerenbelang behartigen.

Verstandig beleid weerspiegelt alle economische en maatschappelijke aspecten van de intensieve veehouderij: opbrengst, gezondheidsschade, vervuiling, onverkoopbare huizen van omwonenden, verloedering van het landschap en dierziekten. Plus de mondiale aspecten, zoals de massale import van soja uit Brazilië, waarvan de teelt het regenwoud vernietigt. Brabantse varkensboeren die zeggen dat ze bijdragen aan de mondiale voedselzekerheid, mogen best een toontje lager zingen. Voor één kilo varkensvlees is namelijk acht kilo soja nodig.

Maar we gaan hier niet de vegetarische kaart spelen. Brabant moet als high-tech en high-touchregio worden uitgedaagd om te komen met een intelligent antwoord op de intensieve veehouderij. Wat mij betreft wordt dat de insteek van de werkconferentie: een antwoord vinden dat draait om fraaie agrarische producten, eerlijke prijzen en zorg voor mens, dier en omgeving.