DEN BOSCH - In het provinciehuis in Den Bosch wordt op 24 april de belangrijkste beslissing genomen waarover de provinciale politici tot in lengte van jaren verantwoording schuldig zijn aan de burgers van Brabant. Die dag beslist Provinciale Staten namelijk of Brabant haar belang van 30,8 procent in energiebedrijf Essent verkoopt aan het Duitse RWE.
GroenLinks is fel tegenstander van verkoop van de aandelen in Essent. Energie is een basisvoorziening die niet gebaat is bij het korte termijn denken van commerciële partijen. Het provinciebestuur, bestaande uit CDA, VVD en PvdA, waren desondanks van plan de verkoop van Essent aan het Duitse RWE door te zetten. Daarmee leek de verkoop lange tijd een gelopen race. Inmiddels is de voorgenomen verkoop op losse schroeven komen te staan. Want ook binnen de coalitiepartijen VVD en PvdA is de twijfel over de gevolgen op lange termijn doorgedrongen.
Uit onderzoek dat is uitgevoerd door adviseurs van Provinciale Staten blijkt dat Gedeputeerde Staten (het dagelijkse bestuur van de provincie) bij de onderhandelingen slechts van de zijlijn heeft toegekeken. Daardoor ontbreekt in de afspraken tussen Essent en RWE de juridisch onderbouwde verplichting tot meer duurzame energieproductie. Dat was voor de Staten destijds een eis om het verkoopproces in te gaan. Ook de kerncentrale in Borssele, voor de helft eigendom van Essent, levert problemen op, omdat die volgens de statuten eigendom moet zijn van een publieke aandeelhouder.
De VVD en PvdA hebben aangegeven niet tevreden te zijn met het bereikte onderhandelingsresultaat. Aangezien de overeenkomst tussen Essent en RWE niet meer opengebroken kan worden, rest deze fracties niets anders dan tegen het voorstel te stemmen.
Daar is ook alle reden toe. Sinds de verkoop van Essent in gang is gezet is een aantal omstandigheden aanzienlijk veranderd. Zo heeft Brussel de eis afgezwakt om energiebedrijven op te splitsen in een productie- en distributiebedrijf. Bij Essent is die splitsing inmiddels doorgevoerd. RWE heeft dat niet gedaan. Daardoor is RWE nu veel sterker en kapitaalkrachtiger dan overnamekandidaat Essent.
Het bedrag dat de Duitsers willen betalen is aanzienlijk. Die verkoopprijs lijkt op dit moment dan ook de enige reden om tot verkoop van Essent over te gaan. Maar is dat ook een goede reden op lange termijn? Wie betaalt straks de hoge rekening voor dit korte termijn denken? Inderdaad, de Brabantse burger!
Zelfs de provincie Noord-Brabant wordt weinig wijzer van verkoop. Den Haag lijkt zich op te maken om een groot deel van de opbrengst van Essent af te romen en over te hevelen naar de landelijke schatkist. De kans dat de opbrengst van Essent gaat verdwijnen, is dus groot. Dat houdt in dat Brabant bij verkoop niet alleen de zeggenschap over energiebedrijf Essent kwijt raakt, maar ook het geld.
Een ander argument, en zeker niet onbelangrijk, is de onzekere economische situatie op dit moment. Het afgelopen half jaar zijn de economische vooruitzichten zo drastisch gewijzigd dat beslissingen zoals de verkoop van Essent uiterst zorgvuldige behandeling verdienen. Dat betekent meer tijd nemen voor een weloverwogen oordeel en meer inspraak van de aandeelhouders (provincies en gemeenten). Bovendien moet er meer aandacht komen voor duurzame oplossingen voor het aanpakken van de economische crisis. In de energiesector kan dat beter en sneller als de politiek controle houdt over deze sector.
Johan Martens
Evert van Schoonhoven
Paul Smeulders
De auteurs zijn lid van de Provinciale Statenfractie van GroenLinks