Stel, je bent een jonge Brabander van 25 jaar. Eén van onze anderhalf miljoen stedelingen. Je houdt van onze provincie, zoals de meeste Brabanders. Hebt hier gestudeerd, hebt hier je familie wonen, bent hier aan het werk. En je droomt ervan om hier later, in je eigen mooie Brabant, te kunnen blijven wonen – wie weet met gezinsuitbreiding. Tot die jonge stedelijke Brabanders wil ik me ook richten vandaag, naast de hier aanwezigen. Zij hebben de toekomst in handen en wat wij hier vandaag vaststellen raakt direct aan hun leefomgeving. En ze hebben waarschijnlijk geen idee dat dit zo is.

Vandaag gaat over natuur, over landbouw, over de toekomst van onze boeren. Maar over nog veel meer dan dat. Vandaag is de kroon op het werk van maanden, misschien wel jaren, van dit college en zijn voorgangers. We geven handen en voeten aan de transitie naar een duurzame veehouderij, en geven daarmee invulling aan de adviezen van de Commissie Van Doorn uit 2011 over de stappen op weg naar een vleesproductie met een aard en omvang die onze regio kan dragen. We kijken naar, maar ook verder dan, de forse problemen in de vee-overbelaste gebieden, door het vorige College al urgentiegebieden genoemd. We kijken ruimtelijk wat er waar past en of dit verantwoord is. En we kijken naar de natuur- en milieueffecten van het tot nu toe gevoerde beleid en naar de koppeling van wat ons vandaag wordt voorgesteld met de andere beleidsterreinen die vragen om milieuruimte.

GroenLinks neemt ook mee hoe het er voor staat met de gezondheid van onze Brabanders en of deze er met het voorgestelde beleid beter van gaat worden. En we bekijken de toestand van de Brabantse natuur, ons natuurlijke kapitaal dat we overdragen op de generaties die nu opgroeien in Brabant en de generaties die nog na ons komen.

In Brabant zijn ontelbare discussies gevoerd over de landbouw. Maar onder dit College kwamen er mestdialogen. Deze waren nieuw, en belangrijk. Net als bij de omgevingsdialogen ging het daarbij over de problemen die boeren en burgers ervaren, en om begrip voor elkaar. Dat is zeker vooruitgang te noemen. Zonder taboes spraken zij daarbij ook over de omvang van de veestapel en het mestoverschot. Waarbij ze samen zochten naar oplossingen voor het immense mestprobleem in Brabant, gekoppeld aan een perspectief van een zekere krimp in gebieden die echt niet meer vee kunnen verdragen.

De jonge Brabander uit de stad hebben we niet gezien tijdens de mestdialogen. Dat is niet zo gek; het gaat niet om zaken die direct raken aan wonen, studie en werk. En het is tegenwoordig al lastig genoeg om je eerste schreden te zetten op de arbeids- en woningmarkt.

Maar dat waar we het hier over hebben vandaag heeft wel degelijk te maken met het leven in de stad. Met gezondheid, voedsel, schone lucht, natuur en energie. GroenLinks heeft geweldige boeren in de achterban, maar is toch ook is een stadspartij. Het is dan van belang om uit te leggen aan de stad wat er speelt op het platteland. Goed te kijken en luisteren wat er speelt in het buitengebied, om dit vervolgens door te vertalen naar de stedelingen.

Ik vertel ze dan het verhaal van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog in Brabant. De logische, verstandige keuze, ingezet door minister Sicco Mansholt, om perspectief te bieden aan de grote katholieke boerengezinnen middels het intensiveren van de veeteelt. Om boeren te behouden voor Brabant en ze niet te dwingen tot emigratie. En om honger in Nederland te voorkomen en ons welvaart te bieden. Maar ik vertel ze ook over de inzichten die Mansholt later in zijn leven kreeg, over de schaduwzijde van het intensieve landgebruik. Over de waarschuwingen die hij gaf, ondersteund door de rapporten van de Club van Rome in de jaren ’70. Hadden wij daar ook maar zo goed naar geluisterd in Nederland, in Brabant en toen al ingezet op natuurinclusieve landbouw. We hebben geen twee aardbollen: we kunnen geen voedsel intensief blijven produceren ten koste van lucht, water, bodem en biodiversiteit. We moeten hier vanuit een dichtbevolkt land niet onder druk van banken en voedingsindustrie willen produceren voor de wereldmarkt, maar juist onze lokale producten koesteren en dichtbij afzetten. De hoogste dierdichtheid op de hoogste bevolkingsdichtheid: het is vragen om moeilijkheden zoals een vergrote kans op zoönosen. Om over de effecten op dieren en natuur nog maar te zwijgen. Ik zei het vorige week al in deze zaal: we zijn al 85% van onze boeren kwijtgeraakt. Maar ook 85% van onze biodiversiteit. Hier is iets vreselijk misgegaan; we zuchten onder een systeem dat niet werkt en boeren de verkeerde richting instuurt. En daarom vindt GroenLinks dat de overheid, van Europa tot lokaal, verantwoordelijkheid moet nemen.

Vandaag gaat het hier over de Verordening Natuurbescherming en over de Verordening Ruimte. De leefomgeving beschermen en tegelijkertijd perspectief en ruimte geven.

Laten we beginnen met Natuurbescherming. GroenLinks nodigde een universitair hoofddocent van de Wageningen Universiteit uit op het Provinciehuis om ons te vertellen wat een overmaat aan stikstof doet met de omgeving. Daar word je niet vrolijk van: door verzuring en vermesting (zeker in combinatie met verdroging) is de bodem ongezonder, verdwijnen talloze planten en dieren en wordt ons drinkwater bedreigd.

In debat hierover vorige week erkende Gedeputeerde Van den Hout dat we ook met dit aangescherpte beleid 200-300% boven de kritische depositiewaarde op Natura2000 blijven zitten. Zetten we dan vol in op een daling? Integendeel: er lijkt wel degelijk te worden gerekend op en met een pot met ‘bespaarde’ rechten op stikstof door wat we vandaag gaan besluiten. Waar gaat dat heen? Pas in 2021 voeren we in de Staten de discussie over wat we gaan doen met deze zogenaamde ‘ruimte’.

Laat dit heel duidelijk zijn: wat GroenLinks betreft is die ruimte er helemaal niet! Niet voor Logistiek Park Moerdijk, niet voor wegen en niet voor industrieterreinen. De Brabantse natuur moet dringend op adem komen en daarom dienen wij een motie in.

GroenLinks heeft, als voorstander van natuur- en diervriendelijke landbouw, nog wel een paar vragen over Bijlage 2:

  • Hoe zit het met de mogelijkheden voor veehouders met maximale weidegang of een uitloop voor kippen en varkens? Kan er een toezegging komen om tot een oplossing te komen voor dier- en natuurvriendelijke houderijsystemen?

  • Kan er rekening gehouden worden met veehouders die op een natuurlijke manier stikstof beperken, zoals met houtsnippers, stro of riet, al dan niet in combinatie met de potstal, het systeem dat in Brabant tegelijkertijd eeuwenoud en innovatief is?

  • Is het gebruik van oude stallen voor jongvee nu wel of niet uitgezonderd van de regel? Graag een toezegging.

-------------------

Dan door naar de Verordening Ruimte. Die stelt GroenLinks voor een duivels dilemma. Net als veel bewoners in overbelaste gebieden zijn we positief over de staldering, als eerste stap in het verlichten van de veedruk en het oplossen van overlast. Maar we geven met dit voorstel veel extra ruimte aan industriële veehouders en mestverwerking.

Lost mestverwerking de problemen op? GroenLinks vindt van niet. Feitelijk stimuleer je de industriële veehouderij: weinig grond, veel stront. Je ontkoppelt daarmee de landbouw nog sterker van het land, de bodem. Het wordt industrie, biochemie zelfs. Er verrijzen straks mestfabrieken op bedrijventerreinen nabij onze steden. In Oss en Roosendaal is het verzet fors. Met de dreiging van een mestfabriek nabij een woonwijk zijn stedelingen wél wakker en laten ze zich horen. En terecht. Brabant mag geen wereldwijd experiment worden. Mestverwerkingstechnieken zijn nog niet door- en uitontwikkeld. Enorme hoeveelheden mest met nieuwe technieken gecombineerd in een dichtbevolkt gebied betekent risico's nemen. Economische risico's, want er is nog lang niet voldoende afzet voor de Brabantse mestproducten. Ecologische risico's, want er blijft na verwerking nog steeds te veel stikstof over. En risico's voor de omgeving als de techniek hapert. GroenLinks vindt het onbestaanbaar dat we nu beleid vaststellen, zonder de gezondheidskaders te kennen – want die volgen pas eind dit jaar. We dienen daarom een motie in om dit veel sneller te laten gebeuren.

Grondgebonden landbouw geeft géén mestprobleem. Maar juist de industrialisatie van de veehouderij krijgt een impuls via de Verordening Ruimte. Niet alleen mag je mest verwerken op een industrieterrein of via een pijpleiding naar een loonwerker in het buitengebied. Ook wordt de toegestane bouwblokgrootte verruimd. Er mag voortaan aan stallen gebouwd worden tot 2,5 hectare, voorheen maximaal 1,5. Ruimte is nu net één van de weinige knoppen waar je als provinciale overheid aan kan draaien als het over veehouderij gaat, en wij zetten in op meer bulk? Weliswaar komt er in 'veedichte' gebieden een stop op het aantal dieren via uitruil van staloppervlakte, de staldering, maar de beweging naar nog grootschaliger is evident.

Zéér kwalijk vinden we de mogelijkheden om binnen de groenblauwe mantel naar 2 hectare te mogen gaan. Officieel is de extra 0,5 ha alleen voor ruwvoeropslag, maar beantwoording van onze technische vragen daarover stelde ons niet gerust. Met medewerking van gemeenten mag je de overige 1,5 ha best volbouwen met stallen, als je voldoende dierrechten hebt. En dan komen er in onze groenblauwe mantel - bestemd als natuur, als buffer van groen en water langs Ecologische Hoofdstructuur en steden (zó ontzettend belangrijk in het behoud en de ontwikkeling van onze natuur) bouwblokken van 2 hectare met veehouderij? Terwijl je met je Verordening Natuurbescherming net de stikstof wilt laten dalen op de natuur? En onze provincie in deze bestuursperiode 84 miljoen euro uitgeeft aan stikstofherstelmaatregelen? GroenLinks vindt het waanzin. We dienen daarom een amendement in om de groenblauwe mantel uit te zonderen van de wijzigingen in de Verordening Ruimte.

Voorzitter, ik sluit af. GroenLinks ziet een kloof tussen boer en burger, tussen stad en land rond de veehouderij. En boeren hebben hier een oplossing waar elke jonge stedeling blij van wordt: ze kunnen die kloof overbruggen. Natuurinclusieve boeren produceren mooie producten voor de lokale markt, in en met hun omgeving, met respect voor natuur en dieren. Daar hebben we al prachtige voorbeelden van en daar kunnen we er gerust nog veel meer van krijgen in Brabant. Geef hún de ruimte.