Vrijdag 16 december jl. bespraken Provinciale Staten het begrotingsvoorstel behorende bij het programma Hightech en Materials. Een programma bedoeld om de maakindustrie in deze sectoren naar een volgend ontwikkelingsniveau te helpen. GroenLinks hecht hieraan veel waarde, omdat juist in de maakindustrie toekomst zit, ook met het oog op het circulair maken van onze samenleving.

Maar met de wijze waarop Gedeputeerde Staten aan het programma invulling geven is GroenLinks minder positief. Van het omvangrijke bedrag van 17,5 mln. gaat er 11 mln. naar de bouw van een zogeheten Fabriek van de Toekomst: een nieuw soort atriumgebouw met robots waarvan bedrijven en onderwijsinstellingen gebruik kunnen maken. Hoe inspirerend ook, normaliter zijn dit investeringen die door bedrijven worden gedaan. En opmerkelijker nog: de financiële bijdrage voor deze fabriek bestaat uit subsidiegeld. Geen cent van door Brabanders opgebracht belastinggeld komt terug. Het sluit ook niet aan bij de zogeheten financiële ladder die de provincie hanteert en die aangeeft dat geïnvesteerde gelden moeten worden terugverdiend.



Met het CDA vroeg GroenLinks daarom of het niet alsnog mogelijk is om de 11 mln. om te zetten in een lening of andere vorm van financiering. Maar GS hielden helaas voet bij stuk.

Wat GroenLinks betreft had een fors deel van de 17,5 mln. besteed moeten worden aan publieke voorzieningen en economische randvoorwaarden, zoals aan onderwijs en (fundamenteel) onderzoek. Dat sluit ook beter aan op wat bedrijven willen. Als je ASML vraagt waarvoor zij de overheid nodig hebben, wordt eerst en vooral gewezen op technisch onderwijs en fundamenteel onderzoek: opleiden, opleiden, opleiden is het adagium. Verder wijst men op het belang van hogesnelheidsverbindingen, een internationaal congrescentrum en een hoogwaardig kunst- en cultuuraanbod in de regio. Dat is toch echt iets anders dan de bouw van een fabriek subsidiëren. Schoenmaker blijf bij je leest en ga als provincie niet op de stoel van het bedrijfsleven zitten.