Tijdens de laatste Statenvergadering heeft de GroenLinks fractie de OV-visie ondersteund en gepleit voor aanscherpingen. De OV-visie omschrijft de uitgangspunten voor de aanbestedingen van het Openbare Vervoer per bus in de komende jaren. GroenLinks pleitte voor het instellen van een fors OV-fonds voor de komende jaren. Daaruit moeten onder andere de ontwikkeling van het HOV en maatwerkoplossingen bekostigd worden.
Deze visie is noodzakelijk als uitgangspunt voor het hele proces van aanbesteding in de komende jaren van het Openbare Vervoer in de gehele provincie, inclusief het huidige SRE gebied. De eerste vraag aan GS is dan ook of de uitslag van de verkiezingen nog van invloed kan zijn op deze samenwerking. Immers, naar verluid staat e.e.a. mogelijk weer op losse schroeven.
GroenLinks vindt Openbaar Vervoer van groot belang. Voor de leefbaarheid, bereikbaarheid door grote groepen (waaronder ouderen, leerlingen en studenten), het in toom houden van files, milieudruk, etc. OV moet ook betaalbaar blijven, met name voor minder draagkrachtigen. We willen dus ook meer mensen in het OV krijgen, iets dat bij het treinvervoer goed gelukt is en nog opgevoerd wordt.
OV moet beschouwd worden als een maatschappelijke dienst van algemeen belang. Dat impliceert dat uit- of aanbesteding niet moet leiden tot cherrie-picking door vervoerders van alleen die lijnen met een hoge kostendekkingsgraad. In onze optiek moeten de meest rendabele lijnen de kostendekking van minder rendabele lijnen naar dunner bevolkte delen van platteland of stad compenseren.
Hier botsen we nadrukkelijk met de opvatting van neo-liberalen in het algemeen en de VVD/PVV ter plekke in het bijzonder. Dat is tijdens de commissievergaderingen wel gebleken. Het amendement en de motie van de VVD steunen we dus niet.
Ter zake de OV-visie Brabant. De context wordt gevormd door teruglopende inkomsten uit de BDU en een verminderd budget van de Provincie. Helaas nu een feit. Om e.e.a. financierbaar te houden met maximale dienstverlening, wordt voorgesteld om te pogen het aantal passagiers te verhogen.
Daarom wordt in deze visie gekozen voor meer vraaggericht openbaar vervoer. Daar zijn we mee akkoord, omdat in deze visie de opbrengstverantwoordelijkheid bij de vervoerder komt te liggen. Dat was bij de SRE al gebruik en daar sluiten we ons bij aan. Vervoerders moeten dus op zoek naar reizigers om de kostendekkingsgraad te verhogen en de marges te verbeteren. Dat is de prikkel. En de Provincie houdt de vinger aan de pols met de strategische ontwikkelfunctie, terwijl de tactische en operationele ontwikkelfuncties verschuiven naar de vervoerder. Alles bijeen een hybride model t.o.v. het huidige, dat moet leiden tot meer reizigers in het OV.
Bij vraaggericht vervoer dringt zich echter de vraag op naar de bepaling van de zgn reële vervoersbehoefte. Door wie en hoe wordt die bepaald? En wat is het basisvoorzieningenniveau? Gaan we dat handhaven? En hoe krijgt het solidariteitsprincipe vorm?
Deze vragen worden des te prangender als we al met een schuin oog kijken naar de zojuist in de commissie behandelde Concept Nota van Uitgangspunten voor de aanbesteding van OV-bus in januari 2015.
De body van het OV-busvervoer wordt gevormd door een systeem van hoofdassen en voeding. De beoogde concessie omvat het kernnetwerk (inclusief buurtbussen), maar niet de maatwerkoplossingen voor de onderkant van de markt (regiotaxi, deeltaxi, etc). Hier wringt de schoen. De eerste vraag is of het bestaande kernnetwerk de concessie ingaat. Aan GS de vraag of dat zo is. Dat is van belang omdat GS een sleutelrol krijgt bij beslissingen of slecht bezette lijnen later uit de concessie gehaald mogen worden.
Een tweede vraag is de verdere uitbouw van het HOV-netwerk. We lezen in de visie dat Brabant inzet op de verdere ontwikkeling van rechtstreeks routes tussen knooppunten, relatief weinig haltes, hoge frequenties en zoveel mogelijk eigen infrastructuur. Dat alles om kortere reistijden en kwalitatief beter OV te realiseren. GroenLinks stelt GS voor in het denken en ontwerpen van HOV volledig uit te gaan van het eindproduct, een HOV-bus (gebaseerd op het concept BRT – Bus Rapid Transit) of HOV tram/lightrail. Overgangssystemen zoals gebruik van een busbaan en pre-HOV kunnen daarbij een rol spelen. Maar een busbaan waar later alle bussen over rijden, betekent dat de HOV-bus slechts een extra busje is en de uiteindelijke voordelen in reistijd en reizigersaantallen niet gehaald worden.
O.a. voor deze ontwikkeling is veel geld nodig. De te ontwikkelen HOV-lijnen zijn genoemd in de visie. Daarom bepleiten we een ‘ontwikkelfonds OV’ waar deze strategische ontwikkeling uit betaald kan worden. Dat is van groot belang omdat de pot ontwikkelingsgeld van de Provincie leegloopt en het infrastructuurfonds volledig naar asfalt gaat. Wat eerst niet de bedoeling was. Het ontwikkelfonds OV kan ook aangewend worden voor het verder ontwikkelen van maatwerkoplossingen aan de ‘onderkant van de markt’. Hieromtrent dienen we een motie in, die we wellicht doorschuiven naar de begrotingsbehandeling.