UTRECHT - De afspraken in het 'Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020' bieden teveel ruimte voor de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Realisatie van de afspraken betekent dat de groei van het areaal bedrijventerreinen tot 2020 sneller zal verlopen dan in de afgelopen tien jaar. Dat is in strijd met de intentie van het convenant dat er juist op is gericht de groei af te remmen. Dat stelt Han Olden in zijn proefschrift 'Uit voorraad leverbaar', waarop hij 11 maart promoveert aan de Universiteit Utrecht.
Uit het onderzoek dat Han Olden heeft uitgevoerd, blijkt dat de groei van het areaal bedrijventerreinen het gevolg is van collectief overheidsfalen op alle bestuursniveaus. Als oorzaak noemt het onderzoek, dat is gebaseerd op een analyse van het beleid op nationaal provinciaal en gemeentelijk niveau, de veronderstelling dat de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen leidt tot regionaal economische groei.
Deze veronderstelling heeft er toe geleid dat de gemeenten in ons land sinds 1991 gemiddeld vier maal zo veel bouwrijpe grond aanboden als nodig was geweest om te voorzien in de vraag. Op basis van ramingen die uitgingen van een veel te grote vraag naar bedrijventerreinen hebben het Rijk en de provincies het bouwrijp maken van grond bovendien gestimuleerd in plaats van de gemeentelijke plannen kritisch te toetsen aan de vraag. Het huidige aanbod aan bouwrijpe grond (4.500 hectare buiten de zeehavens) is nog toereikend om tot 2015 in de vraag te voorzien.
Een gezonde marktsituatie is alleen te bereiken door een forse neerwaartse bijstelling van de planningsopgave. Als dit niet gebeurt, zullen provincies en gemeenten de ruimte die het convenant biedt, gebruiken als legitimering voor besluiten over de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen.
De promotie van Han Olden op het proefschrift 'Uit voorraad leverbaar' vindt plaats op 11 maart in het Academiegebouw aan het Domplein 29 te Utrecht.