Afgelopen vrijdag had ik een zogenaamde ‘werkgroep-bijeenkomst’ over gedeelde mobiliteit.
Zo’n bijeenkomst is er om – zonder politieke stellingname of debat – geïnformeerd te worden over de stand van zaken en verdiepende vragen te stellen. Het ging over de voorbereiding voor de aanbesteding van het OV in Oost-Brabant en de stand van zaken in West-Brabant. Ook werden we geïnformeerd over de gevolgen van corona voor het OV.
Om met dat laatste te beginnen; de reizigersaantallen lagen de eerste weken van dit jaar op ongeveer 60% van de aantallen van dezelfde periode vóór corona. Dat is al meer dan vorig jaar, maar nog altijd flink minder dan voor corona. En omdat het aantal gebruikers van de studenten OV-kaart in dit percentage oververtegenwoordigd is, blijft de opbrengst voor de vervoersbedrijven nog steeds achter. Daar worden de bedrijven voor gecompenseerd door een extra bijdrage van het Rijk en door het mogen schrappen van lijnen. Dit laatste is ons een doorn in het oog omdat wij bang zijn dat lijnen die geschrapt worden niet makkelijk terugkomen. En natuurlijk omdat er ook nu potentiële reizigers die lijnen niet kunnen gebruiken.
Om aan dit laatste probleem tegemoet te komen wordt waar mogelijk door de provincie ingezet op vormen van flexibele deelvervoer zoals BravoFlex en Deeltaxi. Maar die service heeft meestal niet het prijsniveau en de (praktische) kwaliteit van de gewone lijndienst.
Ook bij de aanbestedingen van nieuwe vervoersconcessies in West- en Oost-Brabant zullen deze vormen van flexibel deelvervoer een belangrijke rol spelen. Wij zullen daar kritisch op zijn. Natuurlijk vormen deze vormen van OV een mooie aanvulling. Maar het zijn wat ons betreft geen vervangers van een gewone lijndienst.