Is boeren nog wel leuk? Het inkomen is laag, de bedrijfsrisico’s hoog. Industrialisatie maakt het werk minder afwisselend. Steeds meer boeren willen het anders. Deze ondernemers sluiten zich aan bij de lange rij Nederlanders die zich keren tegen de industrialisering van de landbouw.

In Nederland gaan de koeien nu de varkens en kippen achterna: weinig grond, veel stront. Het loslaten van het melkquotum heeft gedaan waar we bang voor waren. Schaalvergroting sloeg toe, met als gevolg meer koeien op stal en niet in de wei. Het landschap wordt saai: zonder koeien, veldbloemen en weidevogels. Hadden de meeste melkveehouders voorheen genoeg grond voor het uitrijden van de mest, nu zie je nu dat de koeienpoep elders verwerkt moet worden. En zo verrijzen naast de megastallen ook de mestfabrieken in het landschap.

Eerder zijn door de varkenshouderij in de Brabantse en Limburgse Peel zo al hele gebieden onleefbaar gemaakt. Delen van Friesland en de Gelderse Vallei gaan nu rap dezelfde kant op. De enorme stallen die nu verrijzen, zijn vaak jaren geleden al ingetekend op de kaart. Gemeente- en provinciebesturen kunnen niet anders dan toestemmen met de bouw, omdat anders schadeclaims te verwachten zijn. En het Rijk doet weinig tot niets om de ontwikkeling om te buigen.

Wie profiteert er toch van de industriële veehouderij? Niet de omgeving, want het is een grote belasting voor onze lucht, water en bodem en onze gezondheid. Niet de lokale economie, want in megastallen werken nauwelijks mensen en het houdt toeristen op afstand. Zeker niet de dieren. En niet boeren zelf, want de schaalvergroting bracht meer omzet, maar geen hoger inkomen. 

Het antwoord is: de winst gaat naar banken die agrarische leningen verstrekken, veevoerfabrikanten, supermarkten die willen stunten met prijzen en een handjevol grootindustriële boeren, die het vak voor hun collega’s verstieren. Die partijen geven we blijkbaar de dominantie over ons platteland. Hele stukken Nederland raken afgeschreven voor natuurbeleving, toerisme en recreatie. En voor het soort boerenbedrijf waar Nederlanders wél blijer van worden. Grondgebonden bedrijven zijn plezierig zijn om je kinderen mee naar toe te nemen en je producten te kopen. Omdat je ziet dat er met liefde met de dieren wordt gewerkt, omdat je er in een mooie omgeving bent, omdat je vogels kunt spotten. Omdat een huifkartocht je kan onderdompelen in de lokale geschiedenis.

Hoe komen we daar? Door te kiezen voor “groen boeren”. Waar Nederland zich op andere terreinen specialiseert in kwaliteit blijft de veehouderij inzetten op bulk. Maar ook in de agrarische sector moet het gaan om kwaliteit, in brede zin. De overheid kan dat op veel manieren stimuleren. Door minimumnormen voor weidegang en dierenwelzijn, waarmee de reputatie van de Nederlandse veehouderij verbetert. Door het ondersteunen van een duidelijk keurmerksysteem dat de kwaliteit en duurzaamheid van producten borgt. Door het goed belonen van natuurdiensten van boeren, zoals bijvoorbeeld weidevogelbeheer. Door strikte ruimtelijke ordeningseisen in het landelijk gebied. Ook door onzinnige dingen als subsidies op mestvergisting te stoppen. En last-but-not-least door boeren meer marktmacht te geven door hen toe staan dat zij zich in collectieven organiseren om zo een goede prijs voor hun producten te krijgen.

Is dat tegen de stroom in roeien? Nee, gelukkig niet. Onderzoek toont aan dat grondgebonden melkveebedrijven een prima economische basis hebben. Steeds meer consumenten zijn bereid om iets meer te betalen voor goed en eerlijk voedsel. Het biologische segment is daarvan een voorbeeld, daarin zijn melk- en vleesprijzen stabiel op een behoorlijk niveau. Groei van deze sector is mogelijk: we moeten nu zelfs biologisch vlees en zuivel importeren om te voldoen aan de Nederlandse vraag. Maar daarnaast zien we een brede range van duurzamer producten op de markt komen: het één en tweesterren-vlees, weidemelk, groente uit stadstuinen en tal van specifieke streekproducten.

Consumenten, boeren, banken, supermarktketens en overheid - door samen te werken en samen te kiezen is verandering mogelijk. En wordt boeren weer leuk. Net zoals het heerlijk is om lokaal te eten, te struinen door onze natuur en je door een boer te laten vertellen waarom ‘ie vanaf maart langs de driehoekjes maait op zijn land; daar broeden dan namelijk de kieviten.

Rik Grashoff is Tweede Kamerlid voor GroenLinks, Hagar Roijackers is Statenlid in Noord-Brabant