BRABANT - In 2009 hebben ruim 33.000 inwoners van Brabant hun handtekening gezet onder het Burgerinitiatief Megastallen-Nee. Dit grote aantal maakt duidelijk dat veel mensen zich ernstig zorgen maken over de invloed en effecten van de intensieve veehouderij, de toenemende schaalvergroting en het toenemend wantrouwen van Brabantse burgers ten aanzien van het openbaar bestuur. Hierna volgen de 11 standpunten zoals opgenomen in het Burgerinitiatief.
Op grond van bovenstaande bezwaren tegen de schaalvergroting in de bio-industrie verzoeken wij u - mede met het oog op herstel van het vertrouwen van de Brabantse burgers in hun bestuurders - het volgende:
1. Een einde te maken aan de eenzijdige economische ontwikkeling van het Brabantse platteland en de milieu- en natuurdoelen van de Reconstructie te realiseren.
2. Zelf bestuurlijke verantwoordelijkheid te nemen en deze niet af te schuiven naar de landelijke overheid, en zonder uitstel gehoor te geven aan het advies uit 2008 van het RIVM en de GGD'en Noord-Brabant en Zeeland om onderzoek in te stellen naar fijnstofconcentraties bij veehouderijen.
3. Zolang er geen wetenschappelijk onderzoek is gedaan dat uitsluitsel geeft over de effecten op de gezondheid van omwonenden van intensieve veehouderijen, het voorzorgbeginsel te hanteren. Dit beginsel, dat op grond van het Europese Verdrag het milieurecht van de lidstaten domineert, houdt in dat overheid en bedrijven geen onomkeerbare beslissingen mogen nemen zolang er wetenschappelijke onzekerheid bestaat over de risico's voor de volksgezondheid. In concreto betekent dit dat vooralsnog geen vergunningen meer worden verleend voor het vestigen van nieuwe, noch voor het uitbreiden van bestaande intensieve veehouderijen.
4. Het advies van het RIVM en de GGD'en Noord-Brabant en Zeeland op te volgen en bij provinciale verordening op grond van de Wro te bepalen dat er minimaal een afstand van 1,5 km wordt aangehouden tussen intensieve veehouderijen en dat gemengde intensieve veehouderijen niet worden toegestaan. Ook hier dient de overheid het voorzorgbeginsel te hanteren.
5. Vanwege de waarschijnlijkheid van schadelijke gezondheidseffecten bij schaalvergroting en hoge veedichtheid, bij provinciale verordening op grond van de Wro de maximale omvang van bouwblokken in landbouwontwikkelingsgebieden en verwevingsgebieden vast te stellen op 1,5 ha. Dit bouwoppervlak (3 voetbalvelden) past in het Brabantse landschap en biedt voldoende ruimte voor gezinsbedrijven.
6. Bij provinciale verordening te bepalen dat intensieve veehouderij-bedrijven op nieuwe locaties alleen zijn toegestaan indien deze afkomstig zijn uit extensiveringsgebieden en hier scherp op toe te zien. Met andere woorden: handhaving van de regel "geen inplaatsing zonder uitplaatsing".
7. Aan te dringen bij de wetgever op het terugdringen van het antibioticagebruik in de intensieve veehouderij. Het preventief toedienen van antibiotica dient te worden verboden, gelet op de gevaren die daaraan kleven voor de volksgezondheid en voedselveiligheid.
8. De wetgever te vragen zodanige eisen te stellen aan de huisvesting van dieren in de intensieve veehouderij dat hun bewegingsruimte wordt vergroot en natuurlijk gedrag mogelijk wordt. Hierdoor verbetert hun conditie en wordt preventief antibioticagebruik overbodig.
9. Uw rol als bevoegd gezag op grond van de Natuurbeschermingswet serieus te nemen en verleende milieuvergunningen (zowel nieuwe als revisievergunningen) standaard te toetsen aan de gevolgen voor het nabijgelegen habitat- of natuurbeschermingswetgebied, en bij normoverschrijdende depositie de vergunning niet te verlenen.
10. Te voorkomen dat in de al zwaar met ammoniak belaste regio's het aantal dieren verder toeneemt. Emissie-arme stalsystemen dienen voor reductie van uitstoot te worden aangewend en niet om meer dieren te gaan houden.
11. Een duurzame, grondgebonden en diervriendelijke landbouw na te streven die past in het Brabantse landschap.