Vogelbescherming Nederland diende bij de Europese Commissie een klacht in tegen de Nederlandse overheid. Het gaat al decennia slecht met weidevogels als de grutto, de kievit en de scholekster. De landelijke overheid initieerde een systeem waarbij agrarische natuurcollectieven het weidevogelbeheer uitvoeren, onder regie van de provincies. We zijn nu een vol broed- en fourageerseizoen verder. Hoe gaat bij ons; bijvoorbeeld met de Brabantse weidevogel, de kievit? GroenLinks stelde vragen.
Op 9 november debatteerde de Tweede Kamer over de initiatiefwet Weidevogels van GroenLinks-Kamerlid Rik Grashoff. De resultaten van de nieuwe aanpak vallen tegen: de weidevogelstand is verder afgenomen. Boeren moeten volgens Vogelbescherming Nederland meer geld krijgen om hun land geschikt kunnen te maken voor weidevogels. Doelen moeten concreet worden: welke beoogde aantallen van welke soorten willen we realiseren met dit beleid? Staatssecretaris Martijn van Dam vond het nog veel te vroeg om een toezegging te doen. Dat zijn we uiteraard niet met hem eens.
Nederland heeft een bijzondere verantwoordelijkheid binnen Europa. Binnen Brabant zijn we verantwoordelijk voor instandhouding en ontwikkeling van meerdere weidevogelsoorten, maar zeker ook voor de kievit, de ‘Brabantse weidevogel’. In dit jaar 2016, nota bene het jaar van de Kievit, vroeg GroenLinks tijdens de Statenvergadering van 11 november het volgende aan het College van Gedeputeerde Staten:
1. Hoe is de ontwikkeling van de weidevogelstand in Brabant sinds afgelopen jaar? Wat is de verwachting van het College ten aanzien van de ontwikkeling van de Brabantse weidevogelpopulatie in de komende jaren?
Het College antwoordde dat de ontwikkeling in Brabant in de pas loopt met de landelijke ontwikkeling. Alle soorten laten een terugloop zien. Bij de percelen waarin agrarisch natuurbeheer in combinatie met inrichtingsmaatregelen plaatsvindt, gaat het beter. Akkerrandenbeheer geeft profijt voor kleinere weidevogelsoorten. Het College verwachting geen realisatie van gestelde beschermingsdoelen. Dit heeft te maken met wat ‘autonome ontwikkelingen’ wordt genoemd: verdroging, vermesting, gebruik van landbouwgif.
2. Vindt het College dat er voldoende geld beschikbaar is voor weidevogelbescherming? Vindt het College de doelen concreet genoeg?
Ons College stelt dat vooral het Rijk en Europa aan zet zijn. Het valt GroenLinks op dat de provincie verregaande taken krijgt ten aanzien van bescherming van natuur en landschap, maar dat dit niet gepaard gaat met bevoegdheden. Hierover spreken we als Staten binnenkort met het College, als de nieuwe Natuurbeschermingswet aan de orde komt (op 18 november).
Voor het broedseizoen 2016 spreken in dit provinciehuis 3000 vrijwilligers en boeren over bescherming van weidevogels in Brabant. Brabants Landschap is blij met de onderkenning van de schadelijke werking van neonicotinoïden, de middelen die ook insecten laten verdwijnen waardoor de kuikens niks meer te eten hebben.
3. In hoeverre staat het actief terugdringen van neonicotinoïden op de agenda van Gedeputeerde Staten, en dringt het College bij het Rijk aan op een verbod op deze schadelijke stoffen?
Het belang hiervan wordt ingezien. Het Brabantse bestuur heeft de neonicotinoïden al eerder bij het Rijk geagendeerd. In programma’s met waterschappen en maatschappelijke partners (Schoon Water, het Meerjarenprogramma Bijengezondheid) is extra aandacht voor terugdringen van schadelijke bestrijdingsmiddelen en het gebruik van alternatieven.
Vervolg
GroenLinks is blij met het gedeelde gevoel van urgentie van het College van GS, maar ziet het nog lang niet concreet genoeg vertaald in huidig beleid en beleidsvoorstellen. Dit zal daarom niet de laatste keer zijn dat we te spreken komen over de bescherming van kwetsbare natuurwaarden, zoals bescherming van weidevogels. Bij de nieuwe Natuurbeschermingswet zal onze inzet stevig zijn: als de wet de natuur niet daadwerkelijk herstelt en beschermt, is het een tandeloze wet.