In Brabant zijn mooie biologische en verbrede boerenbedrijven, waar we trots op mogen zijn. Maar voor verduurzaming van de (intensieve) veehouderij, heb je vooral duurzame ketens nodig. Hoe zit het eigenlijk met de Brabantse initiatieven op het gebied van duurzame landbouw en voedsel? Hagar Roijackers deed een inventarisatie.



Laten we beginnen met goed nieuws. In Brabant zijn veelbelovende nieuwe initiatieven. Denk aan de leden van het Netwerk Goed Boeren. Naar schatting van de BMF zijn er daarnaast nog zo’n 250 boeren echt duurzaam bezig: grondgebonden, geen pesticiden, ruwvoer van dichtbij, lokale mestverwerking, etcetera. Een leuke nieuwe keten waar Brabanders bij betrokken zijn is Tante Door Kip.

 

Maar hoe zit het met het grotere plaatje? Dan valt op dat er nauwelijks boeren uit ‘veeprovincie Brabant’ betrokken zijn bij keteninitiatieven zoals Voedsel Anders, Puur Vlees, Natuurlijk Beheer, OK Vlees, Biologisch Beter, Koop een Koe, Ko Kalf, de Groene Weg, Organic Bio, Bon Vivant, de Triodos Voedselinvesteringen, Bionext/Lekker naar de Boer en de Regionale Veevoerverklaring.

Hoe de kwantitatieve Brabantse bijdrage is aan de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderijen, waar de Provincie fors op inzet, is via openbare bronnen lastig te achterhalen.

Het Compendium voor de Leefomgeving heeft de indicatoren over de biologische landbouw. De grootste verschillen in 2014 zijn te vinden in de provincies Flevoland en Noord-Brabant. In Flevoland is het aandeel van de biologische bedrijven (11 procent) viermaal zo groot als het aandeel van alle bedrijven (3 procent). Daarentegen is in Noord-Brabant het aandeel van de biologische bedrijven (10 procent) bijna de helft kleiner dan het aandeel van alle bedrijven (18 procent).

De Oost-Brabantse boeren zijn het minst grondgebonden in vergelijking met andere Nederlandse agrarische regio’s. Dit is ontstaan door beleid vanaf de Tweede Wereldoorlog, denk aan minister Mansholt en zijn opvolgers, maar sindsdien weinig bijgesteld. Eerder is er in Brabant een duidelijker tendens naar industrialisering dan naar extensivering/meer grondgebondenheid. Het aantal megastallen en mestfabrieken stijgt en stijgt.

Als je kijkt naar de weidevogelstand en de bestuivers (hommels, bijen) dan weten we van SOVON- en IVN-werkgroepen dat de aantallen sterk dalen rond intensieve veehouderijen en sterk stijgen rond biologische boerderijen.

Het is, kortom, tijd om de Brabantse ambitie voor duurzame productie naar boven bij te stellen. Om nog meer Brabantse boeren te interesseren voor de (h)eerlijke groeimarkt van biologische landbouw. Om consumenten te wijzen op de voordelen: smaak, gezondheid, eerlijkheid. En om beleidsmakers te overtuigen dat duurzame productie van voedsel – en dat hoeft echt niet meteen 100% SKAL/EKO-verantwoord te zijn – enorme voordelen heeft voor de leefomgeving van Brabanders.